Vermijdbare babysterfte als aanleiding voor integrale bekostiging

Als vervolg op het ronde-tafelgesprek met de vaste kamercommissie VWS van 20 juni 2016, geeft Stichting Geboortebeweging graag een aantal aanvullingen op de volgende thema’s:

  1. Babysterfte
  2. Shared care, relevante onderzoeken
  1. Babysterfte

De dood van een baby tijdens zwangerschap, bevalling of kort daarna is het meest verdrietige dat ouders kan overkomen. De Stichting Geboortebeweging staat uiteraard ook achter het terugdringen van vermijdbare babysterfte door onderzoek naar oorzaken, en naar maatregelen om dit in de toekomst te voorkomen.

De heer Oei noemde in het ronde-tafelgesprek een cijfer van 7,4 ‰ en dat ‘2 baby’s per dag vermijdbaar sterven’. Dat is niet waar. De heer Oei geeft een overdreven weergave van de sterftecijfers. Het baart ons grote zorgen dat hij de discussie over een dergelijk verschrikkelijk onderwerp vertroebelt.

Graag geven wij hier een feitelijk overzicht van de perinatale sterfte[1]:

  • Totaal aantal geboren kinderen in 2014: 175.215
  • Totale perinatale sterfte (sterfte tijdens zwangerschap, geboorte en tot 7 dagen na de geboorte):
  1. vanaf 22 weken – 7 dagen postpartum: 7,4 ‰ (1301 in absolute aantallen)
  2. vanaf 24 weken – 7 dagen postpartum: 4,9 ‰ (856 in absolute aantallen)
  3. vanaf 28 weken – 7 dagen postpartum: 3,7 ‰ (in absolute aantallen: 645)
  4. vanaf 37 weken – 7 dagen postpartum 1,9 ‰ (in absolute aantallen: 286)

Ad 1. Een baby heeft geen overlevingskansen wanneer het vóór de 24 weken geboren wordt. In dit cijfer zitten zowel de vroeggeboortes als de miskramen en zwangerschapsafbrekingen vanwege congenitale / niet met het leven verenigbare afwijkingen.

Ad 2. Ook baby’s geboren tussen de 24-28 weken zwangerschapsduur zijn zeer kwetsbaar, en hoewel de mogelijkheden tot behandelen steeds meer en beter worden, sterft nog altijd een overgroot deel van deze kinderen.

Ad 3. Bij 28 weken zwangerschap is een baby goed te behandelen en in leven te houden, maar ook hier zie je de perinatale sterfte het hoogst bij baby’s die geboren worden na 28-32 weken zwangerschap, en dat het daarna sterk afneemt.

Ad 4. Als de bevalling begint in de aterme periode (37-42 weken zwangerschap), kan de vrouw ook onder begeleiding van de 1e lijns verloskundige bevallen (thuis, in geboortecentrum of poliklinisch). Kinderen  geboren vóór 37 weken, worden altijd onder gynaecologisch toezicht in het ziekenhuis geboren. De thuisbevalling heeft geen invloed op het sterftecijfer; thuis bevallen is bewezen net zo veilig voor de baby als in het ziekenhuis bevallen.

Internationale vergelijking babysterfte cijfers

Het juiste getal om internationaal mee te vergelijken is 4,9‰ of 3,7‰ ; de internationale cijfers geven ofwel de sterfte vanaf 24 ofwel vanaf 28 weken. Finland staat sinds jaar en dag op eenzame hoogte met een perinatale sterfte van 3,4‰[2]. Toch is dit maar 1,5‰ lager dan het Nederlandse cijfer en niet de 4‰ die de heer Oei noemt. Andere Scandinavische landen zitten in 2013 rond dezelfde cijfers als Nederland (in 2013 overigens 5,3‰): Noorwegen 5,3‰, Zweden 5,3‰, Duitsland 5,5‰, Denemarken 6,7‰.  Kortom, Nederland doet het net zo goed, zo niet beter dan andere landen. Zie ook het vandaag verschenen artikel in de NRC.[3]

Tot slot  willen wij u erop wijzen dat er ook binnen de NVOG onenigheid bestaat over hoe de perinatale sterfte vergeleken moet worden, en welke cijfers daarbij gebruikt worden. Hierover is door een aantal gynaecologen onlangs een brief naar het bestuur van de NVOG verstuurd.

Wij pleiten ervoor om verschillen in perinatale sterftecijfers voorzichtig te interpreteren en ze niet te gebruiken om overhaast de financiering van de verloskundige zorg in Nederland te veranderen.

Vermijdbare sterfte?

Het probleem met een term als ‘vermijdbare sterfte’ is dat het lijkt alsof elke baby die tijdens de zwangerschap, bevalling of vlak daarna overlijdt, ook gered had kunnen worden. Dit weten we echter niet, en het is nauweljks tot niet vast te stellen. Zorgverleners zullen telkens weer moeten kijken of en hoe een sterfte voorkomen had kunnen worden, en zo ja, op welke manier. Dit móet in samenspraak met de client, die een essentiële bijdrage heeft aan het evalueren van de zorg die ontvangen is. Dat laatste is in de praktijk vaak nu niet het geval.

Het kan niet gesteld worden dat een shared care systeem, waarbij elke zwangere gedurende de zwangerschap ook door de gynaecoloog wordt beoordeeld, betere uitkomsten geeft voor de baby. Dit is niet bewezen. Zie het volgende punt over shared care.

  1. Shared Care

Nederland heeft een ‘midwife-led care’ systeem: de verloskundige fungeert als poortwachter (net als de huisarts): zij kijkt op basis van afgesproken indicaties of een vrouw meer (medische) zorg nodig heeft. Zij werkt in de wijk, dichtbij de zwangere.

Een shared care systeem gaat uit van gezamenlijke verantwoordelijkheid: de gynaecoloog kijkt mee met de verloskundige en SAMEN bepalen zij welke zorg voor ELKE zwangere nodig is. Dit wordt onder andere op deze manier gedaan bij het vsv Preall in Almere.

Een gynaecoloog kijkt vanuit pathologie naar een zwangere (‘een bevalling is een risico, totdat het tegendeel bewezen is’), een verloskundige vanuit fysiologie (‘een bevalling is een normale functie van het lichaam, die in principe een gezond verloop kent, totdat pathologie zich aandient’). Dit verschil in visie is essentieel voor hoe de zorg geleverd wordt.

Wij hebben in onze reactie op de zorgstandaard herhaaldelijk aangegeven dat het voor de cliënt vooral belangrijk is dat beide beroepsgroepen duidelijk zijn over hun visie. Zo kan de cliënt – op basis van volledige informatie –  zelf kiezen welke zorgverlener binnen haar eigen visie past en van wie zij haar zorg wil betrekken[4].

Tijdens het ronde-tafelgesprek viel het ons tevens op dat zowel gynaecologen als verloskundigen de onduidelijkheid over hun visie bewust laten bestaan. Dat risicoselectie nog steeds het belangrijkste pijnpunt is tussen de beroepsgroepen bleek steeds, en toch sprak de heer Oei over midwife-led care als een model waarmee hij in de praktijk prima uit de voeten kan, zolang er maar sprake was van gezamenlijke risicoselectie. Dat dit nu juist het kenmerk is van het shared care model, liet ook mevrouw Beentjes in het midden.

Ook de vertegenwoordiger van het CPZ, de heer Muller, deed het voorkomen dat er geen belangrijk commentaar is op de huidige versie van de zorgstandaard. De huidige versie van de standaard lost echter het verschil van inzicht tussen de heer Oei en mevrouw Beentjes niet op. Ons verzoek om naar de client toe duidelijk te zijn over het visieverschil, is structureel buiten de standaard gehouden. In plaats daarvan bevat de standaard nu het advies om in de regio tot een oplossing te komen.

Naast duidelijkheid over visie en visieverschillen volgt nu ons voornaamste punt over het zorgmodel:

Het shared care model lijkt op het eerste gezicht het beste model om onnodige perinatale sterfte terug te dringen. Alle zorgverleners dan namelijk al vanaf het begin betrokken zijn bij een zwangere, zodat geen overdracht hoeft plaats te vinden.

In verschillende studies is echter aangetoond dat een shared care systeem de zorg medicaliseert. En medicalisering van de zorg geeft slechtere uitkomsten, zo blijkt uit diezelfde onderzoeken.

 

Onderzoek naar shared care systemen:

  1. De volgende werken documenteren de Britse en Amerikaanse verloskundige geschiedenis en beschrijven dat medicalisatie toeneemt:

Arney (1982), Caton (1999), Donnison (1977), Leavitt (1986), Marland (2000), Murphy-Lawless (1998), Oakley (1984), Shorter (1993), and Tew (1990).

  1. Uit deze onderzoeken blijkt dat het Nederlands verloskundig systeem uniek is, én dat het

minder schade voor moeders heeft met dezelfde uitkomsten voor baby’s:

bovenstaande werken, tabel 3 van dit WHO rapport over keizersnedes – http://www.who.int/…/fina…/healthreport/30C-sectioncosts.pdfhttp://www.bmj.com/content/343/bmj.d7400http://www.thelancet.com/series/midwiferyhttp://www.cochrane.org/CD004667/PREG_midwife-led-continuity-models-care-compared-other-models-care-women-during-pregnancy-birth-and-early

  1. Er zijn geen onderzoeken die aantonen dat shared care betere uitkomsten geeft (voor baby’s en moeders). Er is slechts een opinieartikel dat hiervoor pleit: http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/23229171

 

Tot slot:  ook het aantal overdrachtsmomenten dat de heer Oei noemde, geeft een onjuiste voorstelling van zaken.

De heer Oei noemde dat 85% van de zwangeren enige tijd van haar zwangerschap/bevalling onder tweede lijns zorg is. Dit cijfer bevat ook eenmalige consultatiemomenten: hartfilmpje, extra echo’s, ander diagnostisch onderzoek. De feitelijke cijfers tijdens de baring zijn: 50,9% van alle zwangeren start de baring bij de eerstelijns verloskundige, 22,2% van alle zwangeren wordt tijdens de baring overgedragen. Uiteindelijk bevalt 28,6% bij een eerstelijns verloskundige (thuis, geboortecenra of poliklinisch). De meest voorkomende factoren voor overdracht zijn: baby heeft in het vruchtwater gepoept, niet-vorderende ontsluiting en de vraag om pijnstilling[5].

Conclusie

  • Alle deelnemers aan het eerste ronde-tafelgesprek waren het er over eens dat integrale bekostiging niet de enige manier is om kwaliteit van zorg en samenwerking te verbeteren en kosten te besparen.
  • De babysterfte daalt gestaag elk jaar, en is nog nooit zo laag geweest. De daling van de babysterfte is niet onderbouwd toe te rekenen aan integrale bekostiging.
  • Dat shared care betere uitkomsten zou geven voor baby’s is gebaseerd op aannames, niet op wetenschappelijk onderzoek. Het is bewezen dat midwifery-led care even goede uitkomsten geeft voor baby’s, en betere uitkomsten voor moeders.
  • Integrale bekostiging leidt aantoonbaar tot minder goede zorg aan vrouwen en een verslechtering van keuzevrijheid en zelfbeschikkingsrecht van zwangeren.
  • Het is niet bewezen dat integrale bekostiging leidt tot Uit het rapport van de  NZA blijkt dat het zelfs leidt tot verhoging.[6]
  • Daarom zijn zowel alle cliëntvertegenwoordigers als de grote vrouwen(rechten)organisaties tegen de invoering van de integrale bekostiging, en hebben wij persoonsvolgende bekostiging voorgesteld.
  • Ook de petitie voor het behoud van keuzevrijheid en zelfbeschikkingsrecht die door meer dan 40.000 Nederlanders is ondertekend, laat zien dat er in de samenleving behoefte is aan een pas op de plaats.
  • Uitstel biedt de mogelijkheid om te onderzoeken welke vormen van bekostiging daadwerkelijk leidt tot kostenbesparing én kwaliteitszorg met respect voor mensenrechten, waarbij moeder en kind écht centraal staan.

Bronvermelding onderzoeken:

  1. Onderzoek naar Shared Care systemen:

De volgende werken documenteren de Britse en Amerikaans verloskundige geschiedenis (naar Shared Care systemen) en beschrijven hoe dit heeft geleid tot meer medicalisering:

Abraham-van der Mark, E. (1993) Successful home birth and midwifery: the Dutch model. Westport: Bergin & Garvin.

Arney, W.R. (1982). Power and the profession of obstetrics. Chicago: Chicago University Press.

Caton, D. (1999). What a Blessing She Had Chloroform. Newhaven: Yale University Press.

Donnison, J. (1977). Midwives and medical men; a history of inter-professional rivalries and women’s rights. London: Heinemann

Leavitt, J.W. (1986). Brought to bed: Childearing in America, 1750-1950. New York: Oxford University Press

Marland, H. (1999) The midwife as health missionary: the reform of Dutch childbirth practices in the early twentieth century. In: Midwives, Society and Childbirth: controversies in the modern period. (Marland, H. & Rafferty, M., Eds.) London: Routledge.

Marland, H. & Rafferty, M. (Eds.) (1999). Midwives, Society and Childbirth; controversies in the modern period. London: Routledge

Marland, H. (2000) Childbirth and maternity. In: Medicine in the twentieth century. (Cooter, R. & Pickstone, J., Eds.) Amsterdam: Harwood.

Murphy-Lawless, J. (1998). Reading Birth and Death; A History of Obstetric Thinking. Cork: Cork University Press.

Oakley, A. (1984). The captured womb: A history of the medical care of pregnant women. Oxford: Blackwell.

Shorter, E. (1983). A history of women’s bodies. London: Allen Lane.

Tew, M. (1990). Safer Childbirth? A critical history of maternity care. London: Chapman and Hall.

  1. Onderzoeken die onderbouwen dat de Nederlandse geboortezorg niet alleen uniek is in het hebben van een zelfstandige verloskundige, maar daarmee ook internationaal uniek goede kenmerken van moederzorg heef (in termen van weinig onnodige ingrepen in/schade aan moederlichamen):

zie bovenstaande werken;

tabel 3 van dit WHO rapport over keizersnedes: http://www.who.int/…/fina…/healthreport/30C-sectioncosts.pdf => Nederland is zo ongeveer het enige westers land wat hier niet in verschijnt omdat het dat jaar een keizersnede ratio had van 13.5 procent, vergeleken met 22 in de UK, 30 in de VS en 28 in Duitsland;

http://www.bmj.com/content/343/bmj.d7400 : verloskundige zorg leidt tot aanzienlijk minder ingrepen voor moeders;

The Lancet series beschrijft de beste zorg voor moeder en kind: http://www.thelancet.com/series/midwifery;

Deze cochrane meta-analyse concludeert minder medicalisering en grotere tevredenheid bij vrouwen: http://www.cochrane.org/CD004667/PREG_midwife-led-continuity-models-care-compared-other-models-care-women-during-pregnancy-birth-and-early. Hier staat een aanvullend artikel hierover toegepast op de Nederlandse situatie: https://www.ntvg.nl/artikelen/voordelen-van-continue-zorg-door-verloskundigen/volledig

Een goed leesbare samenvatting over de unieke historie van de verloskundigen in Nederland en de mogelijke negatieve gevolgen van een integraal systeem op de kwaliteit van de geboortezorg, valt hier te lezen: http://www.volkskrant.nl/opinie/integraal-zorgtarief-zet-deur-open-voor-verschraling-geboortezorg~a4306947/

Prof. dr. Kingma is bereikbaar voor commentaar. Ook kunnen wij meer toelichting geven in een persoonlijk gesprek.

  1. Er zijn geen onderzoeken die aangeven dat shared care betere uitkomsten voor moeder en babies geven.

Er is een opiniestuk wat shared care aanbeveelt: http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/23229171

[1] Jaarboek Zorg 2014 van Perined: https://assets.perined.nl/docs/353d9249-9875-4cb3-9c86-f078ae3f7aef.pdf

[2] De meest recente cijfers in de eurostat database zijn van 2013: http://ec.europa.eu/eurostat/web/products-datasets/-/hlth_cd_aperrto

[3] http://www.nrc.nl/next/2016/06/22/thuis-bevallen-is-wel-veilig-2830002

[4] Zie reactie Geboortebeweging autorisatieronde zorgstandaard dd 070229016: “In de zorgstandaard wordt vaak gesproken over de waarden veilig, goed, doelmatig, effectief of optimaal als kenmerk van zorg. Als geen nadere invulling is gegeven aan een waarde, kan iedereen zich erin vinden. In de praktijk blijkt echter dat betrokken partijen anders denken over de invulling van zo’n waarde. In de zorgstandaard wordt dit omschreven als het vinden van een gezamenlijke visie. Dit leidt tot onnodige conflicten en onduidelijkheden over het hoofd van de zwangere. Wij hebben partijen in ons eerdere schrijven expliciet gevraagd om  een oplossing te vinden voor het visieverschil. Daarnaast hebben we zelf de suggestie gedaan om, indien niet tot een gezamenlijke visie kan worden gekomen, in ieder geval eerlijk te zijn tegenover de cliënt over de verschillen in visie. Naar onze mening zou zij hier zelfs haar voordeel mee kunnen doen.”

Ook de onderzoekers van het INCAS project bepleiten dit: “Een conclusie van de INCAS-studie is dat deze implementatie alleen kan slagen als daarbij een methode wordt gebruikt die rekening houdt met verschillen in visie en belangen tussen zorgverleners.” https://www.ntvg.nl/artikelen/voordelen-van-continue-zorg-door-verloskundigen/volledig

[5] Jaarboek Zorg 2014 van Perined: https://assets.perined.nl/docs/353d9249-9875-4cb3-9c86-f078ae3f7aef.pdf

[6] In het recente Advies Nederlandse Zorg Autoriteit, Quickscan en beleidsbrief Integrale geboortezorg Samenwerking tussen de eerstelijns en tweedelijns zorgaanbieders, oktober 2015 wordt gesteld dat met name de verschuiving van het grote gros van de vrouwen naar een vol klinische setting duurder zal uitpakken.

Persbericht: Petitie over geboortezorg wordt burgerinitiatief

De Stichting Geboortebeweging is verheugd over het feit dat de – mede door haar ondersteunde – petitie “Herbezinning hervormingen geboortezorg” vandaag aan minister Schippers is aangeboden. Deze petitie kreeg meer dan 40.000 handtekeningen, en is daarmee officieel een burgerinitiatief. In de petitie wordt de minister verzocht om te garanderen dat het respect voor de zelfbeschikking van vrouwen in elke regio wordt gewaarborgd, en dat er alternatieven voor ziekenhuiszorg in de wijken zullen blijven.

De minister heeft in een brief aan de kamer aangegeven dat het door haar gewenste integrale tarief niet direct overal zal worden ingevoerd. Toch is dat onvoldoende om de keuzevrijheid te waarborgen, aldus de cliëntenvertegenwoordigers. Wij, Stichting Geboortebeweging, maken ons zorgen over de borging van keuzevrijheid als de minister het mogelijk maakt om een integraal tarief te contracteren. Samen met het Clara Wichmann Proefprocessenfonds en de Nederlandse Patiënten- en Cliëntenfederatie stellen wij voor om een “integraal persoonsvolgend budget” te onderzoeken en in te voeren in de geboortezorg. Hiermee wordt de keuzevrijheid van vrouwen ten aanzien van wie, hoe en waar zij de zorg willen ontvangen, inclusief het zo nodig tussentijds wijzigen van deze factoren, gewaarborgd, zo schrijven wij met de andere organisaties in een brief aan de Tweede Kamer.

Zowel de Geboortebeweging als het Clara Wichmann Proefprocessenfonds en de NPCF hebben meerdere malen gewezen op het belang van keuzevrijheid in de geboortezorg. Samen geven wij aan dat een zorgvuldige besluitvorming over financiering hierbij een vereiste is. Tot op heden is de stem van de cliënt daarin niet gehoord. Evenmin als alle andere cliëntenorganisaties, verklaren wij ons akkoord met de beleidsregel van de minister. Wij vragen de minister het geboden alternatief van een persoonsvolgend tarief te onderzoeken voordat de beleidsregel van kracht wordt. De petitie en het burgerinitiatief zetten dit verzoek kracht bij, en scheppen de mogelijkheid om alsnog de wens van de zwangere duidelijk te laten klinken.

Pitch rondetafelgesprek geboortezorg en kraamzorg op maandag 20 juni 2016

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport hield op maandag 20 juni een rondetafelgesprek over Geboortezorg en kraamzorg”. Het rondetafelgesprek is gehouden ter voorbereiding van een algemeen overleg “Zwangerschap en geboorte” met de minister van VWS. In het rondetafelgesprek heeft de commissie diverse vertegenwoordigers uit het veld, experts en ervaringsdeskundigen gesproken over de stand van zaken en de ontwikkelingen rond de Geboortezorg en kraamzorg, inclusief de invoering van het integraal tarief.

Geboortebeweging was één van de genodigde partijen. De centrale thema’s en vraagstellingen:

* Wat gaat er volgens u op dit ogenblik goed in de regionale samenwerking?
* Wat zijn de knelpunten?
* Welke oplossingsrichtingen ziet u om de “geboortezorg en kraamzorg” te verbeteren?

Onderstaand onze pitch

Geachte Voorzitter en leden van de commissie, dankuwel voor de uitnodiging

Ik ben voorzitter van Stichting Geboortebeweging.
Wij zetten ons in voor de rechten van vrouwen in de geboortezorg.
Wij bieden hen een platform om zich te versterken bij het maken van hun eigen keuzes als zorgconsument.
Wij hebben als cliëntvertegenwoordiger meegedacht over de Zorgstandaard en integrale bekostiging.

U vraagt ons: Wat gaat er goed?
Daar hebben wij geen antwoord op. De geboortebeweging is opgericht uit onvrede over de huidige geboortezorg.

Wat gaat er mis?

A. Er is sprake van dwingende zorg- de cliënt mag niet afwijken van de bestaande protocollen,
B. Maar die protocollen zijn per regio verschillend

in de verschillende regio’s, krijgt u als zwangere andere voorschriften.
De vrijheid van vrouwen om te kiezen waar, hoe en met wie zij bevallen is in de praktijk enorm beperkt.
Dat grondrechten als keuzevrijheid en zelfbeschikking worden gedicteerd door werkafspraken, is de wereld op z’n kop.

Uw minister wil de perinatale sterfte terugdringen door de samenwerking te verbeteren. Dit gaat zij afdwingen door integrale bekostiging. “Samen één zak geld” Dat is geen goed doordacht plan.

Als de vertegenwoordiger van zwangere vrouwen willen wij ook niets liever dan het terugdringen van de perinatale sterfte en betere samenwerking juichen wij toe.

Zwangere vrouwen willen goede zorg en gezonde baby’s.
Juist daarom hebben wij een drietal ernstige twijfels bij beleid van de minister:

1. Effectiviteit hervormingen
Ten eerste: We hebben nu midwife led care, voorstel is shared care. Maar Wetenschappelijk onderzoek wijst juist uit dat we dan een verslechtering zien van de kwaliteit
Zolang niet is onderbouwt dat de zorg er daadwerkelijk beter wordt, zijn wij tegen de voorgestelde hervormingen.

2. Beperking van het zelfbeschikkingsrecht
Ten 2e is het recht op zelfbeschikking van zwangere vrouwen in het voorgestelde beleid niet geborgd.
Het beleid nodigt uit tot regionale verschillen zal daarom juist leiden tot een verslechtering van het recht op zelfbeschikking voor zwangere vrouwen.

Zelfbeschikking is een mensenrecht waar niet aan mag worden getornd.

Het is dan ook zorgelijk om in de analyse van de zorgautoriteit te lezen dat de hervormingen zullen leiden tot nog meer dwingende zorg en een toenemende ‘verkoopmacht van zorgaanbieders’.

3. Verkoopmacht vs. Koopkracht
Ons laatste bezwaar: een gezonde markt is gebaat bij koopkracht in plaats van verkoopmacht.
De macht moet niet bij de zorgaanbieders komen, maar de zorgconsumenten; zwangeren en hun partners.

Alle cliëntvertegenwoordigers wijzen het beleid van de minister af
Onze oplossing: VRAAG- in plaats van AANBOD gestuurde zorg.

Wij staan voor een model van “vrouwgestuurde geboortezorg” gefaciliteerd door een persoonsvolgend bekostingsmodel.

Wij vinden het niet meer dan logisch dat het verzoek van de cliënt nader wordt bestudeerd,
zodat we daadwerkelijk toegaan kwaliteitszorg met respect voor mensenrechten, waarbij moeder en kind ècht centraal staan.

Een volledig overzicht van ons standpunt vindt u in onze position paper

Stichting-Geboortebeweging-Position-Paper-17062016-2-1

vlnr Joyce Hoek-Pula, Mira Westland-Soebroto & Dhr. R. Lenssen (CvZG)

Geboortebeweging is tegen integrale bekostiging, maar demonstreert vooralsnog niet.

Als reactie op het voorgenomen beleid van Minister Schippers hebben diverse organisaties van eerstelijns zorgverleners voor komende week acties aangekondigd. Het betreft o.a. een fakkeloptocht en stiptheidsacties in Amsterdam en een demonstratie in Den Haag, voorafgaand aan het algemeen overleg van de tweede kamer op 23 juni aanstaande.

Hoezeer het bestuur van Stichting Geboortebeweging begrijpt dat verloskundigen voor zichzelf en hun beroepsgroep opkomen, het standpunt, dat het belang van de verloskundige gelijk is aan het belang van de zwangere, delen wij niet.

Ook wij hebben ons als cliëntvertegenwoordiger uitgesproken tegen Integrale bekostiging. Dat zullen wij blijven doen, zolang de rechten en belangen van vrouwen niet zijn gewaarborgd in het voorgestelde beleid.

Omdat de aangekondigde acties in onze ogen primair over het belang van zorgverleners gaan, zien wij als organisatie af van officiële deelname aan de demonstraties.

Wij vertegenwoordigen uitsluitend de rechten en het belang van de zwangere en varen onze eigen koers.

Onze belangrijkste bezwaren bij het voorgenomen beleid van minister Schippers lichten wij toe in onze Position Paper ter voorbereiding op het rondetafelgesprek met de leden van de vaste kamercommissie VWS op maandagochtend 20 juni a.s.

Het verzoek van alle cliëntvertegenwoordigers aan Minister Schippers om met een persoonsvolgende vorm van bekostiging te komen, vindt u hier.

Position Paper Stichting Geboortebeweging over integrale geboortezorg.

Position Paper ten aanzien van het beleid integrale geboortezorg

Amsterdam, 17 juni 2016

Uitgangspunt

Stichting Geboortebeweging zet zich in voor de rechten van vrouwen in de  Nederlandse geboortezorg: hun recht op zelfbeschikking, lichamelijke integriteit, privacy en informatie. Wij hebben als cliëntvertegenwoordiger deelgenomen aan de expertgroep Zorgstandaard Integrale Geboortezorg van het CPZ. Tevens hebben wij input geleverd voor het KPMG-rapport integrale bekostiging. Naar aanleiding van beide trajecten hebben wij, tezamen met het Proefprocessenfonds Clara Wichmann, de minister schriftelijk gevraagd de rechten van de vrouw te waarborgen in haar beleid.

Standpunt

De Geboortebeweging maakt zich grote zorgen over de voorgestelde hervormingen in de geboortezorg en de gevolgen daarvan voor de keuzevrijheid en het zelfbeschikkingsrecht van zwangere en barende vrouwen. Alle cliëntvertegenwoordigers en diverse vrouwen(rechten)organisaties delen deze zorg. Geen van de cliëntvertegenwoordigers staat achter het beleid van de minister. Genoemde organisaties hebben een alternatief voorstel gedaan voor integrale bekostiging, te weten persoonsvolgende bekostiging.

Toelichting

In de zorgstandaard is vastgelegd op welke wijze geboortezorg dient te worden geleverd aan de zwangere, pasgeborene en kraamvrouw vanaf het begin van de zwangerschap tot het einde van de kraamtijd. De Zorgstandaard Integrale Geboortezorg zal in de praktijk worden gefaciliteerd en gefinancierd via integrale bekostiging.

De zorgstandaard is een compromis. Hij is zo open geformuleerd, dat hij in de praktijk – zonder de juiste toelichting – als instrument zou kunnen worden ingezet om vrouwen in hun keuzevrijheid of andere (grond)rechten te beperken. Al zijn wij ons terdege bewust dat dat niet expliciet de intentie is van het beleid of van betrokken partijen, wij achten die mogelijkheid reëel. Zeker als betrokken partijen gedwongen worden om praktische ‘oplossingen’ te vinden voor de lacunes in de standaard om financiële sancties te voorkomen.

Om de kwaliteit van zorg in de praktijk te waarborgen is beleid nodig dat:

  1. de (grond)rechten en vrije zorgkeuze van cliënten garandeert,
  2. duidelijk is over kwaliteitsbeleid.
  1. Grondrechten en vrije zorgkeuze

1.a. Het recht op vrije zorgkeuze

De vrije keuze voor zorgverlener geldt voor iedereen in Nederland, dus ook voor zwangere vrouwen. Momenteel kunnen zwangeren zelf hun zorgverlener en eventueel ziekenhuis kiezen én deze keuze gedurende zwangerschap herzien. Het plan van de minister waarborgt de vrije keuze niet. Keuzevrijheid in de zorg is een grondrecht dat niet alleen in theorie, maar ook in de praktijk moet worden bewerkstelligd. Financieel beleid of de inrichting van de zorgorganisatie mag nooit een praktische beperking vormen voor het recht van vrouwen om zelf te besluiten waar, hoe en van wie zij geboortezorg ontvangen. Stichting Geboortebeweging vindt dat de vrouw, als zorgconsument, zelf de portemonnee moeten beheren.

1.b. Rechtszekerheid

Hoewel de zorgstandaard juist in het leven is geroepen als nationale kwaliteitstandaard om willekeur in de praktijk te voorkomen, bevat de huidige versie een letterlijke opdracht om in de regio’s tot eigen standaarden te komen. Dat kan leiden tot regionale verschillen en daardoor tot rechtsonzekerheid en willekeur in de geboortezorg. In dit  kader benadrukken wij de taak van de Nederlandse overheid om beleid te maken dat naast samenwerking ook de rechten van vrouwen garandeert, niet alleen in theorie, maar in de praktijk en in elke regio.

1.c. Actieve toestemming:

Een manier om bijvoorbeeld het (grond)recht op lichamelijke integriteit, privacy en informed consent in de praktijk te waarborgen is actieve toestemming als vereiste. Met andere woorden; de zwangere of kraamvrouw zou nooit een actieve handeling moeten verrichten om af te zien van een standaardprocedure. Dit geldt voor medische interventies maar ook voor administratief handelen, zoals het delen van medische gegevens. In de laatste versie van de zorgstandaard worden geen minimale eisen gesteld om actieve toestemming van de zwangere in de praktijk te waarborgen.

2. Duidelijk kwaliteitsbeleid

2.a. Er is geen eenduidige definitie van kwaliteit van zorg

In de zorgstandaard wordt vaak gesproken in termen als ‘veilig, goed, doelmatig, effectief of optimaal’ als kenmerk van zorg. Nu hieraan geen concrete invulling is gegeven, kan iedereen zich er in theorie in vinden. In de praktijk blijkt echter dat betrokken partijen anders denken over de invulling van zo’n waarde. Dit leidt tot onnodige conflicten en onduidelijkheden over het hoofd van de zwangere.

2.b. De systeemverandering is onvoldoende onderbouwd

Iedere verandering in de geboortezorg brengt risico’s en kansen met zich mee voor zowel moeders als baby’s. Het is niet onderzocht of door invoering van het voorgestelde beleid de uitkomsten voor baby’s daadwerkelijk beter worden. Uit onderzoek blijkt wel dat de systeemverandering risico’s voor de moeders vergroot. Volgens de Stichting Geboortebeweging moeten de risico’s en kansen voor zowel moeders als baby’s zijn onderzocht voordat de systeemverandering wordt ingezet.

2.c. Het resultaat kan niet worden gemeten

Tot slot is het onmogelijk om vast te stellen of doelen door de beoogde systeemverandering worden bereikt, als niet vooraf en concreet is vastgelegd wat bereikt dient te worden. “De zwangere centraal”, lijkt in dit kader ondergeschikt te worden aan het organisatorische belang van de maatregel. Met het huidige tijdspad wordt integrale bekostiging een doel op zich.

Als niet vooraf en op nationaal niveau duidelijkheid is over de kwaliteitseisen waaraan integrale geboortezorg zal moeten voldoen, kan in onze ogen niet financieel worden gesanctioneerd.

Het rondetafelgesprek gaat over een viertal vragen, dat wij hieronder toelichten.

A. Wat gaat er goed in de regionale samenwerking?

Het is niet ons doel om te oordelen over de wijze waarop wordt samengewerkt. Het is aan de professionals om te bepalen hoe zij hun werk indelen. Het gaat ons om het resultaat van die samenwerking. Wat voor zorg wordt uiteindelijk geleverd?

De geboortebeweging is opgericht uit onvrede over de huidige zorgverlening aan zwangere vrouwen.

B. Wat zijn de knelpunten?

Er is sprake van dwingende zorg. De vrijheid van vrouwen om te kiezen waar, hoe en met wie zij bevallen is in de praktijk beperkt door protocollen die regionaal verschillen.

Grondrechten als keuzevrijheid en zelfbeschikking worden gedicteerd door werkafspraken.

C: Wat zijn de oplossingsrichtingen om geboortezorg en kraamzorg te verbeteren?

Wij zijn absoluut voor het terugdringen van de perinatale sterfte. En een betere samenwerking juichen wij toe. Geen enkele organisatie aan de ronde tafel heeft zoveel belang bij effectieve hervormingen als de Stichting die de zwangere vrouwen vertegenwoordigt.

Zwangere vrouwen willen goede zorg en gezonde baby’s, daarom hebben wij zo onze twijfels bij de volgende punten:

1. Effectieve hervormingen?

Of de hervormingen leiden tot het gewenste resultaat is zeer de vraag. We hebben nu midwife led care, voorstel is een overgang naar shared care. Wetenschappelijk onderzoek wijst uit dat we dan een verslechtering zien van de kwaliteit van zorg voor moeders.

Geboortebeweging is voor een verbetering van de zorg en daarom tegen de voorgestelde hervormingen. We zien de oplossing in vraaggestuurde zorg in plaat s van aanbodgestuurde zorg. Zie onderstaand.

2. Beperking van het zelfbeschikkingsrecht.

Daarnaast maken wij ons nu al zorgen over het recht op zelfbeschikking van zwangere vrouwen.

Dat is in het voorgestelde beleid niet geborgd. sterker nog, het zal leiden tot de verslechtering van het recht op zelfbeschikking en meer verschillen in de regio’s. 

Het recht op zelfbeschikking is een mensenrecht, daar mag absoluut niet mee worden geëxpirimenteerd.

3. Verkoopmacht vs. koopkracht.

Het is dan ook zorgenlijk om in de analyse van de Nederlandse Zorg Autoriteit te lezen dat de hervormingen zullen leiden tot nog meer dwingende zorg en een toenemende ‘verkoopmacht van zorgaanbieders’.

Een gezonde markt is gebaat bij koopkracht in plaats van verkoopmacht. De verkoopmacht moet niet bij de zorgaanbieders komen, maar de koopkracht moet liggen bij zwangeren en hun partners. De cliëntvertegenwoordigers NPCF, CW en GB hebben hier vandaag een voorstel voor gedaan aan uw minister. Een model waarbij de macht bij de consument ligt komt de marktwerking ten goede. Daarom staan wij voor een model van “vrouwgestuurde geboortezorg” gefaciliteerd door een persoonsvolgende bekostingsmodel. We zouden het niet meer dan logisch vinden als deze plannen nader worden bestudeerd.

Verzoek

Met de voorgestelde hervorming wil de minister de zwangere centraal zetten, maar geen van de cliëntvertegenwoordigers staat achter deze hervorming.

Daarom vragen wij u, als vertegenwoordiger van alle Nederlanders, dus ook de zwangere, een beleidsregel in te voeren die:

  1. de rechten van zwangeren waarborgt
  2. duidelijk omschrijft aan welke kwaliteitseisen geboortezorg in de praktijk moet voldoen
  3. persoonsvolgend bekostigd wordt

Zodat we daadwerkelijk toegaan naar een vraaggestuurd zorgmodel met kwaliteitszorg, respect voor mensenrechten, waarbij moeder en kind werkelijk centraal staan.

Keuzevrijheid geboortezorg door persoonsvolgend budget

17 juni 2016

De Nederlandse Patiënten Federatie NPCF, de Geboortebeweging en het Clara Wichmannfonds, gesteund door alle grote vrouwenorganisaties en patiënten organisaties in Nederland, komen met het voorstel om een “integraal persoonsvolgend budget” in te voeren in de geboortezorg. Hiermee wordt de keuzevrijheid van vrouwen ten aanzien van wie, hoe en waar zij de zorg willen ontvangen, inclusief het zo nodig tussentijds wijzigen van deze factoren, gewaarborgd, zo schrijven de organisaties in een brief aan de Tweede Kamer.

Het Clara Wichmannfonds heeft, mede namens De Nederlandse Vrouwen Raad en Stichting Geboortebeweging, al eerder in een brief aan de minister benadrukt dat keuzevrijheid in de zorg een fundamenteel recht is op basis van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens. De Nederlandse Patiënten Federatie heeft ook steeds gewezen op het belang van keuzevrijheid. De organisaties wijzen erop in hun brief dat een zorgvuldige besluitvorming een vereiste is op op dit punt. Daarbij zou een persoonsvolgend integraal tarief moeten worden meegenomen, alvorens financieringsregels (een integraal tarief) vast te stellen.

De minister heeft in haar brief aan de kamer aangegeven dat  het integrale tarief niet direct overal zal worden ingevoerd. Toch is dat onvoldoende om de keuzevrijheid te waarborgen aldus de cliënten vertegenwoordigers. Anniek de Ruijter, voorzitter van het Clara Wichmann Fonds “Als de minister het mogelijk maakt om een integraal tarief te contracteren, dan krijgt de verzekeraar alle marktmacht en daarmee vervalt de waarborg van de keuzevrijheid. Wij willen dat de zwangeren door middel van een persoonsvolgend budget gesteund worden in hun mogelijkheid zelf te kiezen voor waar zij hun integraal georganiseerde zorg willen inkopen.”
Lees hier de brief aan ministerie VWS van 16 juni: Persoonsvolgende bekostiging in de geboortezorg

Waar is de zwangere in de discussie over de geboortezorg?

=== Persbericht ===
19 april 2016

Waar is de zwangere in de discussie over de geboortezorg?

De beroepsvereniging van verloskundigen (KNOV) trekt zich terug uit het College Perinatale Zorg (CPZ), nadat voorzitter Chiel Bos de babysterfte in de schoenen van de verloskundigen heeft geschoven. De Minister roept op om de handen ineen te slaan en zegt dat zij de ‘betrokken partijen’ bij zich aan tafel zal uitnodigen. Nergens in de media komt de zwangere voor in dit rijtje van betrokkenen.

Stichting Geboortebeweging merkt op dat in een interview met de Minister, in het Tijdschrift voor Verloskundigen, de zwangere niet als belangrijkste actor naar voren komt. Het is volgens de stichting een grote misser  om de zwangere niet veel directer en met een meer prominente rol te betrekken bij de hervormingen.

In de huidige discussie zijn vijf cruciale zaken die aandacht behoeven:

  1. Babysterfte als oorzaak en het omlaag brengen daarvan als doel van drastische hervormingen van de geboortezorg, vormen een te smalle basis.
  2. De babysterfte in Nederland is niet ‘hoog’ in vergelijking met andere landen. We zitten op hetzelfde niveau als Duitsland en Zweden. Finland heeft de laagste sterfte. Denemarken, België en Engeland hebben een hogere babysterfte. Het gaat daarbij om verschillen van 1-2 promille. Te zeggen dat de babysterfte in vergelijking met andere landen in Europa ‘hoog’ is, geeft de indruk dat het heel slecht gaat in Nederland en dat is misleidend. De babysterfte is nog nooit zo laag geweest, en daalt nog steeds.
  3. Er is nimmer een echte, inhoudelijke visie op geboortezorg geschreven door de betrokken partijen. Dit is een van de grootste missers geweest van het College van Perinatale Zorg.
  4. Het CPZ heeft gefaald om betrokken partijen dichter bij elkaar te brengen.
  5. De Zorgstandaard ligt bij het Zorginstituut terwijl het door drie belangrijke groepen niet geaccordeerd is: de verloskundigen, de kraamzorg en de cliënten (vertegenwoordigd door de Stichting Geboortebeweging).

De Stichting Geboortebeweging roept de minister op om pas op de plaats te maken – ook daar waar het Zorginstituut betrokken wordt – totdat er overeenstemming tussen de partijen is over de visie en missie van het CPZ. Hierbij moet de belangrijkste partij, de cliënt, een beslissende stem krijgen.

Het doek mag vallen voor het CPZ

Door Joyce Hoek-Pula.

Het College voor Perinatale Zorg (CPZ), dat is opgericht om de verschillende verloskundige disciplines de geboortezorg in Nederland te laten hervormen, heeft zijn geloofwaardigheid definitief verloren.

Wat is er aan de hand?
Twee jaar geleden is men begonnen met het schrijven van de Zorgstandaard. Hierin staan de kaders voor de zorg aan moeder en kind beschreven. Dit was een uitermate moeizaam proces, waaruit in augustus 2015 een voor alle betrokkenen min of meer acceptabel document is voortgekomen.

In de daaropvolgende consultatieronde heeft de beroepsvereniging van de gynaecologen (NVOG) deze versie direct afgekeurd, zonder haar achterban te raadplegen.

Waarom heeft de NVOG dit gedaan?
Het hete hangijzer is de zogenaamde risicoselectie: wie is verantwoordelijk voor de inschatting welke medische zorg een zwangere nodig heeft. Deze taak ligt nu nog – en heeft altijd gelegen – bij de verloskundige, net zoals de huisarts bepaalt welke patiënt een medisch specialist nodig heeft. Dit geeft hoog kwalitatieve zorg, zonder onnodige medicalisatie en houdt de kosten in de hand.

De NVOG (en ook anderen) vindt dat de verantwoordelijkheid gezamenlijk moet worden gedragen, door verloskundigen en gynaecologen. Maar wat betekent deze ‘shared care’? En wie neemt dan de uiteindelijke beslissing? Er is voldoende onderzoek waaruit blijkt dat shared care modellen van zorg meer medicalisering geven, geen betere uitkomsten geven en bovendien duurder zijn.

Meer medicalisering is slechter voor de vrouw, want meer (onnodige) medische ingrepen (bijstimulatie, inleiding, episiotomieën (‘knip’), vacuüm-verlossingen, keizersnedes), terwijl de uitkomsten voor het kind bewezen niet beter worden.

Na veel overleg en discussie tussen de twee beroepsgroepen (NVOG en die van de verloskundigen, KNOV) is de betreffende paragraaf veranderd in een schimmige tekst, waarin het leek alsof er ruimte was om in de regio verder te bepalen wie de risicoselectie op zich zou nemen. Bij deze overleggen is geen cliëntenorganisatie betrokken geweest. In de laatste bijeenkomst van de werkgroep Zorgstandaard, waarbij de Geboortebeweging wel aanwezig was, bleek echter dat de NVOG van mening is dat het shared care model in álle regio’s doorgevoerd moet worden. Geen wonder dat de KNOV ‘not amused’ was. En geen wonder dat de verloskundigen daarna met een overweldigende meerderheid de zorgstandaard afgekeurd hebben.

Dit is allemaal nog tot daaraan toe.

Welke leugens zet het neutrale College voor Perinatale Zorg (CPZ) nu in?
Wat er nu gebeurt in het CPZ, bij monde van voorman Chiel Bos, laat een knap staaltje vuilgooierij zien. Hij verkondigt heel hard, telkens weer, dezelfde leugen, waarschijnlijk in de hoop dat deze vanzelf een keer geloofd wordt.

Leugen 1
Dit zegt Chiel Bos op 12-4-2016 op de site van Zorgvisie:
‘In het verleden ging het mis omdat de eerstelijnsverloskundige niet in staat bleek een goede risicoselectie te doen, met alle gevolgen van dien.

Bos legt hiermee open en bloot de schuld van babysterfte bij de verloskundige. Dit is een grove leugen, zo groot dat het bijna niet te bevatten is dat hij deze woorden in zijn mond durft te nemen.

Gebrekkige communicatie speelt vaak een rol bij slechte uitkomsten. Dit is een probleem van twee (of meer) partijen, waarbij de verantwoordelijkheid nooit bij een enkele partij neergelegd kan worden.

Erger is, dat die hele ‘hoge babysterfte’ een grote mythe is. Wie de cijfers goed bekijkt, ziet dat Nederland op hetzelfde niveau staat als Duitsland, Zweden, en Noorwegen. Finland doet het beter, Denemarken, België en Engeland doen het slechter.

De babysterfte is nog nooit zo laag geweest in de geschiedenis, en is nog steeds aan het dalen. De meeste baby’s die dood gaan, zijn de zeer vroeg geboren baby’s. Door betere behandelingsmogelijkheden, ontwikkelingen in de complexe neonatale zorg, kunnen zeer vroeg geboren baby’s in leven gehouden worden.

Het is crimineel te noemen dat een stelselverandering doorgedrukt wordt op basis van een niet bestaand probleem.

Leugen 2
Een volgend citaat:
‘Dat de verloskundigen niet mee willen werken, heeft volgens Bos ook een financiële reden: ‘Hoe langer de zwangere in behandeling bij de eerstelijnsverloskundige blijft, des te meer zij verdient. Daarom werd er te laat naar de gynaecoloog verwezen.’

Het omgekeerde is waar: Als een zwangere tijdens de bevalling overgedragen wordt aan het ziekenhuis, krijgt de verloskundige evenveel geld voor de begeleiding van de bevalling als in de situatie dat ze de bevalling helemaal zelf begeleidt. Het ‘loont’ dus als de verloskundige de zwangere tijdens de bevalling ‘doorschuift’.

Leugen 3
Verder zegt Bos:
‘Ook komt er definitief een integraal tarief voor de geboortezorg’.

Meerdere partijen zijn het absoluut (nog) niet eens over een integraal tarief. Hij spreekt hier dus niet de waarheid. De politiek en sommige verzekeraars willen dat integrale tarief. Andere partijen (cliënten, kraamzorg, verloskundigen, andere verzekeraars) willen het  niet , en ook een deel van de gynaecologen twijfelt.

Leugen 4
‘Bos heeft zelf ook niet het idee dat de nee-stem de stemming goed weerspiegelt: ‘De meeste verloskundigen werken allang goed samen in de regio’s. Die begrijpen het probleem helemaal niet.’

Bos is hier niet helemaal reëel – 1000 stemmen tegen de zorgstandaard en 16 stemmen voor zou niet de stemming goed weerspiegelen? Bovendien: er werd op de meeste plekken allang goed samengewerkt, daar is geen integraal systeem voor nodig.

Stichting Geboortebeweging heeft als eerste de zorgstandaard niet geaccordeerd, onder andere omdat er geen zicht is op hoe de kwaliteit van zorg gemeten gaat worden en omdat het volledig overlaten aan de regio’s voor de inrichting van de zorg, zonder duidelijke kaders, willekeur in de hand gaat werken. Er is geen enkele onderbouwing dat de verloskundige zorg aan vrouwen er beter op gaat worden of dat de rechten van de vrouw (in de praktijk) gewaarborgd worden.

Wat wil Stichting Geboortebeweging?
Nu heeft Chiel Bos zijn ware gezicht laten zien, en blijkt het CPZ niet die verbindende, onafhankelijke partij te zijn die ze hadden moeten zijn. Kunnen we dan eindelijk dat hele circus achter ons laten en het wérkelijk gaan hebben over wat de zorg zou kunnen verbeteren? En zullen we daarbij de cliënt het eerste – en het laatste – woord laten hebben?

De Stichting Geboortebeweging doet graag mee.

Stichting Geboortebeweging autoriseert de huidige versie van de zorgstandaard niet

8 februari 2016 – In ons schrijven van 30 augustus gaven wij het CPZ ons voornemen te kennen om de definitieve ZIG te autoriseren, tenzij dit in onze ogen zou leiden tot een verslechtering van de huidige situatie voor de cliënt.

Onze belangrijkste zorg destijds: De ZIG is een compromis. Hij is door partijen soms zo open geformuleerd, dat hij in de praktijk – zonder de juiste toelichting – als instrument zou kunnen worden ingezet om vrouwen in hun keuzevrijheid of andere rechten te beperken. Deze mogelijkheid is reëel, al is dat niet expliciet de intentie van het document of van betrokken partijen.

Om de uiteindelijke versie te kunnen autoriseren, hebben wij in ons eerdere schrijven een viertal absolute acceptatiecriteria geformuleerd. Hiermee willen wij voorkomen dat de standaard in de praktijk daadwerkelijk leidt tot de gevreesde beperkingen van de rechten van de zwangere en barende:

  1. Actieve toestemming van de zwangere,
  2. Waarborgen van keuzevrijheid,
  3. Duidelijkheid over visie op kwaliteit van zorg,
  4. Een duidelijk kader voor implementatie, evaluatie en kwaliteitsbeleid in de regio’s.

De huidige versie van de ZIG blijft een compromis dat volgens ons in de praktijk leidt tot willekeur en inperking van de rechten en keuzevrijheid van cliënten. Daarom zullen wij de onderhavige versie van de Zorgstandaard Integrale Geboortezorg niet autoriseren, tenzij op bovenstaande criteria verbeteringen worden aangebracht die de rechten van vrouwen garanderen, niet alleen in theorie, maar in de praktijk en in elke regio.

Wij hopen dat hier binnen de werkgroep ZIG aandacht voor komt, zodat we in samenwerking met alle partijen in de expertgroep tot een verbetering van het huidige voorstel kunnen komen.

Reactie autorisatie ZIG definitief_ Brief Bestuur Stichting Geboortebeweging

Veilig Thuis (voorheen AMK) meldingen door zorgverleners

Januari 2016 – Geregeld horen we van vrouwen dat ze onder druk worden gezet door hun zorgverlener om akkoord te gaan met preventieve interventies voor hun ongeboren of pasgeboren kind.
Soms waren er door mensen al andere ‘tegendraadse’ keuzes gemaakt die de ongerustheid van betrokken zorgverleners hadden gewekt. Soms was er geen ‘extra’ aanleiding.
Hierbij wordt gedreigd met het doen van een melding bij Veilig Thuis (voorheen AMK): ‘We maken ons dermate zorgen dat we, als u niet akkoord bent, niet anders kunnen dan dit ook bij Veilig Thuis te melden.’
Een aantal voorbeelden:
De ouders geven geen toestemming tot het toedienen van vitamine K in de eerste 24 uur van de geboorte, of geen toestemming voor vitamine K/D na de eerste week.
Een zwangere vrouw geeft geen toestemming voor het laten verrichten van een groei-echo.

We willen graag een inventarisatie maken. Hoe vaak komt dit voor? Wat is het effect ervan?
Heb jij een dergelijke ervaring of ken je iemand die zo’n ervaring had?
Of ben je zorgverlener en heb je voor een keus als deze gestaan of er over gehoord?
Vertel het ons!

Reacties graag per mail, zie contact GeboorteBeweging.
We zullen je gegevens met uiterste zorgvuldigheid behandelen en met niemand delen, tenzij we je expliciete toestemming hebben,