Het bevalplan

Aanstaande moeders krijgen steeds vaker het advies om een bevalplan op te stellen waarin zij voorafgaand aan de bevalling hun wensen ten aanzien van de bevalling op papier zetten.

Op deze wijze is het voor de betrokken zorgverlener duidelijk welke wensen de moeder heeft ten aanzien van de bevalling en met name ook wat zij niet wil. Dit past in de maatschappelijke ontwikkeling waarin een cliënt of patiënt mondiger is geworden en niet zonder kritiek doet wat de dokter zegt.

Met de groeiende populariteit van het bevalplan stijgt ook de behoefte aan duidelijkheid rondom de status van het bevalplan. Met name wanneer de wensen uit het plan niet in acht worden genomen door de betrokken zorgverleners. In hoeverre kunnen er rechten worden ontleend aan de eenzijdig geformuleerde wensen van de moeder?

Tussen de zorgverlener en moeder is de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (de WGBO) van toepassing. In die wet ligt onder meer verankerd dat er geen medische ingreep toegepast mag worden door de zorgverlener zonder toestemming daarvoor van, in dit geval, de moeder. Om toestemming te kunnen verlenen dient de moeder geïnformeerd te worden over de voor- en nadelen van een ingreep. Geen instemming zonder voorafgaande informatie. Dit wordt informed consent genoemd.

Het bevalplan is echter naar haar aard in die context een complex document, omdat het veelal ook ziet op onderwerpen die niet als ingreep te kwalificeren zijn. Denk bijvoorbeeld aan de wens om geen co-assistenten aanwezig te laten zijn bij de bevalling in het ziekenhuis.

Daarnaast komt de zorgverlener op basis van de WGBO nog het recht toe om zonder toestemming in te grijpen indien er sprake is van een medische noodsituatie. Het lastige daarbij is dat het de zorgverlener zelf is die ter plekke het oordeel daarover velt. Uit de uitspraken van het Medisch Tuchtcollege blijkt zij een beroep op een noodsituatie door de beklaagde zorgverlener al snel honoreert. Ook als daarbij werd afgeweken van het geboorteplan en ongeacht de gevolgen daarvan voor de moeder.

Is het dan zinloos om een geboorteplan op te stellen? Naar mijn idee niet. Het document schept duidelijkheid voor de bij de bevalling betrokken partijen. Bovendien lijken er in de tuchtrechtspraak ontwikkelingen gaande die de juridische status van het geboorteplan verstevigen.

Zo heeft het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg op 21 juni 2016 een uitspraak gedaan in een zaak waarin de moeder een bevalplan had opgesteld, dat tijdens de bevalling op essentiële onderdelen niet gevolgd werd.

Uit de uitspraak blijkt dat de moeder procedeert over het feit dat er zonder overleg en zonder noodzaak is afgeweken van haar wensen als verwoord in het bevalplan.

Tijdens de bevalling zou de zorgverlener haar ten onrechte het idee hebben gegeven dat haar kindje gedurende de bevalling in direct levensgevaar verkeerde. In het medisch dossier werd de bevalling echter omschreven als een spontane ongecompliceerde ‘partus’. De vraag is dus waarom er dan afgeweken moest worden van de wensen van de moeder uit het bevalplan.

In deze uitspraak oordeelt het Centraal Tuchtcollege uiteindelijk dat het niet onbegrijpelijk werd geacht dat de arts afweek van het bevalplan. Deze inhoudelijke beslissing is naar mijn idee dubieus en verdient een artikel op zich. Voor dit moment beperk ik mij tot de opvallende overweging na de inhoudelijke uitspraak waarvoor het Centraal Tuchtcollege de moeite neemt:

“Doordat klaagster geen bijgewerkt plan had aangeleverd en de artsen de tijdens de controlebezoeken overeengekomen aanpassingen in het plan niet in het dossier hadden opgenomen was er op het moment van de (aanvang van de) bevalling geen bevalplan voorhanden waarover tussen klaagster en de arts(en) consensus was bereikt, hetgeen ongewenst is. Nu het voor alle betrokkenen van groot belang is dat voordat de bevalling een aanvang neemt, duidelijk is welke afspraken aangaande het bevalplan zijn gemaakt dient het voortraject er mede op gericht te zijn die duidelijkheid te verkrijgen en de gemaakte afspraken in het medisch dossier vast te leggen.”

Daarbij valt tevens op dat het Centraal Tuchtcollege om redenen van het algemeen belang de publicatie van deze uitspraak gelast.

Mijns inziens geeft het Centraal Tuchtcollege hiermee een signaal af over de waarde van het bevalplan. Dat blijkt uit het feit dat ze expliciet aangeven hoe een bevalplan opgenomen zou moeten worden in een medisch dossier. Daarnaast wordt aandacht besteed aan het belang voor partijen om het bevalplan voor de bevalling up to date te hebben. Deze uitspraak biedt ruimte om in toekomstige tuchtzaken weer een beroep te doen op het vooraf opgestelde en tot aan de bevalling bijgewerkte bevalplan. Voor nu kan gezegd worden dat het in ieder geval een belangrijk document is om mee aan te tonen op welke onderdelen er wel sprake is van informed consent. Dit is dus zowel voor de zorgverlener als moeder van belang.

De toekomst moet uitwijzen of dit belang ook erkend zal worden in de uitspraken van het Medisch Tuchtcollege en nog belangrijker, erkend zal worden door betrokken artsen en verloskundigen. Dit hangt vanzelfsprekend met elkaar samen, nu de erkenning van het belang van het bevalplan door het Medisch Tuchtcollege zorgverleners er vanzelf toe dwingt om er serieus mee om te gaan. Vooralsnog reden genoeg om de wensen rondom de geboorte goed vast te leggen en te laten opnemen in het dossier van de zorgverlener.

mr. Wendy van Egmond, moeder, advocaat & birthrights advocate